Clausuur


mijn ik is een monnik
in een lege bovenkamer
zijn cel, een lege blik
zijn geblindeerde ramen

stil zegt hij
amen
de muren hebben ezelsoren

de buren horen hem
in alle hoeken en gaten
naar een wezen zoeken
in zichzelf praten

ze komen op hem af
de muren, deze kamer
wordt zijn graf
de blinden vallen af
in een ogenblik